Angelica archangelica L.
Nederlands: Engelwortel
Familie: apiaceae
Gebruikt deel: de wortel
Engelwortel is een twee- tot driejarige plant met witte bloemschermen en een holle stengel die twee tot 3 meter hoog kan worden. De oorsprong van de plant is niet duidelijk. De ene zegt Noord-Europa, de andere Klein-Azië. In het wild komt deze plant zowat in heel Europa voor.
In het verleden werd engelwortel vaak gebruikt voor het afweren van boze geesten. Dit zou een verklaring kunnen zijn waarom in zowat elke Europese taal het woord “engel” in de naam voorkomt.
In de fytotherapie wordt engelwortel vooral gebruikt bij spijsverteringstoornissen, winderigheid, maagzweren, gastritis, enteritis en als eetlustopwekkend middel, o.a. bij anorexia.
In de keuken wordt engelwortel vooral in gekonfijte vorm gebruikt. Ook de likeurindustrie maakt vaak gebruik van engelwortel (o.a. in vermouth).
Eigenschappen – indicaties: Krampstillend – angst – astenie – duizeligheid – nerveuze aandoeningen – neurastenie – sedatief – slapeloosheid – bronchitis – griep – pneumonie – enterocolitis – maagmiddel – migraine (spijsverterings-) – spijsverteringstoornissen, algemeen – winderigheid - koorts
Gebruik: Voornamelijk inname
Bij uitwendig gebruik kan zonlichtallergie voorkomen.
Emotioneel:
Negatief: angst – verlegenheid – minderwaardigheidsgevoel
Positief: vertrouwen
Samenstelling: Pineen – limoneen – phellandreen – valeriaanzuur – angelicazuur – bornyl-acetaat – 5,oxypentadecaanlacton – omnibelliferon – archangelicine – angelicine – bergapteen